De Nieuwe GGZ – ideeën en de wetenschap

Auteurs: Thijs Beckers, Lia Jaeqx – van Tienen, Rudy Willems, Martijn Koopmans, Dirk Corstens

(Nederlandse samenvatting van wetenschappelijk onderzoek dat gepubliceerd is op British Medical Journal)

Inleiding

Behandeling in de ggz is nog te vaak puur gericht op het verminderen van klachten of het vergroten van het functioneren in de maatschappij. Tegenwoordig realiseren we ons echter steeds meer dat behandeling in de ggz gericht zou moeten zijn op persoonlijk herstel. Dit betekent meer dan alleen het verminderen van symptomen of beter functioneren in de maatschappij, maar ook hoe je als individueel mens je (psychische) klachten en de effecten daarvan een plaats en betekenis geeft en daarmee weer grip op je eigen leven krijgt. Hoop, verbondenheid en perspectief zijn hierbij belangrijke pijlers.

Daarnaast kent de ggz een aantal andere uitdagingen:

  • Zorg op maat

Wetenschappelijke en praktijkkennis over psychische aandoeningen en effectieve behandelingen zijn veelal gebaseerd op de gemiddelde cliënt. Juist de individuele omstandigheden kunnen erg verschillen in het ontstaan en beloop van psychische klachten. Er is meer maatwerk nodig om recht te doen aan individuele verschillen.

Tegelijkertijd is het ook interessant om af te vragen welke kenmerken van een grotere populatie, zoals een wijk, overeenkomen of verschillen. Als er in een wijk meerdere mensen zijn met soortgelijke hulpvragen, wat zou dan een goede manier zijn om aan de psychische gezondheid te werken? En hoe kan het ecosysteem in de wijk bijdragen aan de psychische gezondheid in de wijk?

  • Goede ggz is niet voor iedereen toegankelijk.

Doordat de vraag groter is dan de beschikbare capaciteit ontstaan er wachtlijsten. Om de beschikbare capaciteit te verdelen wordt er kritisch gekeken welke mensen wel of niet in aanmerking komen voor zorg. Hierdoor kan het zijn dat sommige mensen met psychische klachten niet in de ggz worden geholpen, wat weer andere maatschappelijke problemen kan opleveren in bijvoorbeeld het sociaal domein of de huisartsenzorg. De vraag is hoe betrokken organisaties vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid hun inzet kunnen prioriteren en afstemmen in de wijk en op casusniveau.

Er zijn echter nog andere factoren die toegang tot de GGZ bemoeilijken zoals bijvoorbeeld armoede, taalproblemen of andere sociaal demografische factoren. Hoe kunnen we mensen bereiken die nu onvoldoende in beeld kunnen komen?

Deze uitdagingen zijn niet zomaar op te lossen door simpelweg meer geld te investeren in de ggz. We willen structurele aanpassingen binnen de GGZ. Daarom zijn we in de wijk De Donderberg in Roermond begonnen met een proeftuin ‘De Nieuwe GGZ’, waarbij we hebben gezocht naar oplossingen voor deze uitdagingen.

Kenmerken van de Donderberg.png

 

 

 

 

Het project “De Nieuwe GGZ” 

Het project is een samenwerking tussen een veelvoud aan de ketenpartners: ggz-instellingen, huisartsen, maatschappelijk werk, welzijnsorganisaties, zorgverzekeraars, de gemeente, verstandelijk gehandicaptenzorg en publieke gezondheid.

De focus ligt hierbij op persoonlijk herstel, niet puur op het verminderen van de klachten of het vergroten van het functioneren in de maatschappij. Daarbij vervullen ervaringsdeskundigen een belangrijke functie. Ze worden veelvuldig ingezet bij alle cliënten, maar zijn ook makkelijk toegankelijk voor huisarts. Regelmatig is de ervaringsdeskundigen de eerste ggz-hulpverlener waar de cliënt contact mee heeft. Ook wordt geprobeerd om de drempel voor ggz te verlagen, met name door actief op zoek te gaan naar de mensen die geestelijke gezondheidszorg nodig hebben, maar nog niet krijgen. Verder wordt er gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking tussen de hulpverleners binnen de wijk. Dit wordt met name gedaan door gezamenlijke overlegmomenten.

Het onderzoek

Nadat het project 1 jaar liep, hebben we in drie focusgroepen van in totaal 24 deelnemers gesproken over wat wel en wat niet werkt binnen het project. Bij deze focusgroepen waren alle partijen met een belang in de wijk vertegenwoordigd. Denk hierbij aan de bewoners die wel of geen ggz-behandeling krijgen, naasten van cliënten die een ggz-behandeling krijgen, vertegenwoordigers van de gemeente en van vrijwilligersorganisaties (inclusief sleutelfiguren binnen de wijk), de wijkagent, woningbouwcoöperatie, huisartsen, vertegenwoordigers van de instellingen die het initiatief hebben genomen om dit project op te zetten.

De focusgroepen zijn op een wetenschappelijk verantwoorde manier geleid, volledig uitgeschreven en door twee onderzoekers geanalyseerd.

De resultaten

Uit de analyse zijn deze vijf thema’s gedefinieerd met ieder twee tot vier subthema’s:

  1. factoren gerelateerd aan het project
  2. obstakels
  3. factoren gerelateerd aan de inwoners
  4. factoren gerelateerd aan de wijk
  5. toekomstige plannen

Niet alle thema's /sub thema’s zijn even interessant: soms betreft het open deuren of andere al bekende kennis. 

De belangrijkste vier conclusies zijn:

1. Inzet ervaringsdeskundigheid

De belangrijkste positieve ontwikkeling binnen het project was het veelvuldig inzetten van ervaringsdeskundigen, met name bij de start van het traject. Vaak was de ervaringsdeskundige de eerste hulpverlener waar een client contact mee had. Dit werd door iedereen als positief ervaren. De andere hulpverleners ervaren dat ervaringsdeskundigen goed aansluiten bij cliënten, de echte vraag “de vraag achter de vraag” goed kunnen doorgronden.

Een sprekend voorbeeld is de cliënt die wordt aangemeld met depressies en slaapproblemen, maar vooral bang blijkt in haar huis. Na, met ondersteuning te zijn verhuisd, verdwenen de psychische klachten snel. Inzetten van ervaringsdeskundigen kost naar onze ervaringen veel inspanning, maar heeft dus ook groot potentieel.

2. Onderlinge verbinding

Het gegeven dat hulpverleners binnen de wijk elkaar kennen, elkaars gezichten hebben gezien, elkaars telefoonnummers uitgewisseld en elkaar direct kunnen benaderen wordt als een belangrijk voordeel gezien binnen deze samenwerking. Hulpverleners hebben hierin verschillende voorkeuren, maar iedereen onderschreef ze het voordeel van elkaar kennen. Artsen wilden bijvoorbeeld graag laagdrempelig overleggen met een psychiater (dus gewoon zijn 06 nummer hebben en bellen), terwijl bijvoorbeeld maatschappelijk werk verbinding zocht met de ervaringsdeskundigen.

3.Wekelijkse bijeenkomsten

Hoewel de wekelijkse bijeenkomsten van hulpverleners in de wijk hebben bijgedragen aan onderlinge verbindingen, waren er vooral frustraties tijdens deze vergadering. Twee van de grootste frustraties waren: de constante focus op klachten, zonder naar anderen te kijken en het veelvuldig gebruik van vakjargon.

4.Betrekken van inwoners

Ondanks dat binnen het project veel aandacht is geweest voor contact in de wijk (en hier objectiveerbare vorderingen zijn gemaakt) bleef het project voor veel inwoners van de wijk buiten het gezichtsveld. Betrekken van de wijk lijkt nog veel meer inspanning te veel eisen dan verwacht, waarbij de opmerking werd geplaatst om aan te sluiten op bestaande initiatieven.

De ketenpartners binnen het project hebben van deze uitkomsten geleerd en het project is inmiddels een nieuwe fase ingegaan. Zo zijn bijvoorbeeld de wekelijkse besprekingen anders georganiseerd en meer toegespitsts op individuele hulpvragen.

Hoewel dit een grondig onderzoek betreft,  verschilt de situatie per wijk natuurlijk. Desondanks kunnen de individuele leerpunten binnen dit project zeer leerzaam zijn voor andere, vergelijkbare projecten in Nederland.

Het volledige artikel “Personal-recovery-oriented community mental health care: Qualitative evaluation of a developmental project” is te lezen op British Medical Journal: http://dx.doi.org/10.1136/bmjopen-2019-035709

_______

Het project (mede) mogelijk gemaakt is door de zorgverzekeraars CZ en VGZ namens alle zorgverzekeraars.